Samenwonen met je dochter
Twee jaar geleden trok Ann bij me in. Ik steun haar waar ik kan, dat is niet altijd even gemakkelijk. Ik zie bijvoorbeeld aan haar gezicht wanneer ik haar beter met rust laat.
Ann heeft nooit een relatie gehad. Dat heeft niets met haar ziekte te maken, ik denk dat ze gewoon nooit de behoefte ervoor voelde. Ze heeft wel een aantal jaren alleen gewoond, aan de kust. Daar was Ann aan de slag als loketbediende in het postkantoor.
Een paar jaar geleden werkte ze gedurende een jaar aan één stuk door, zonder één dag vakantie. Bovendien werkte ze ook op zaterdagen. Dat werd haar te veel en ze stortte in. Terugkeren naar huis was de oplossing, wat natuurlijk een hele aanpassing was.
Ik was blij met haar terugkeer want ik wist dat ze in de problemen zat en vond als moeder dat ik haar moest helpen. Daarom vond ik het goed dat ze terugkeerde naar huis. Anders zou ik mijn huis verkocht hebben en bij haar zijn gaan wonen. Gelukkig vond Ann hier in de buurt snel werk. Nu doen we weer net als vroeger veel uitstapjes samen.
Even geen Soulsister
Er zijn dagen dat Ann zich lichamelijk en mentaal vrij goed voelt, maar meestal is de ziekte toch als een constante aanwezig in haar leven. Als ze haar hond veel zit te plagen dan weet ik dat ze zich goed voelt. Op slechte dagen wordt ze liever met rust gelaten. Ze kan dat dan ook niet wegsteken. Dat merk ik aan kleine signaaltjes: eens extra hard zuchten, de deur iets harder laten dichtvallen dan anders. In zo’n periode kan ze zelfs haar favoriete muziek niet verdragen. Ann is een enorme fan van Soulsister maar zelfs daar kan ze dan niet van genieten.