Ik trek me niet langer aan wat anderen denken
Door de jaren heen heb ik vaak last gehad van de verschillende neveneffecten van mijn ziekte. In het begin moest ik bijvoorbeeld voortdurend naar het toilet. Ook de vermoeidheid had een grote impact op mijn leven en ik zag er zo opgeblazen uit. Bovendien had ik het emotioneel heel moeilijk. Daardoor verkeerde ik tien jaar lang in een overlevingsmodus.
Ongelukjes, vermoeidheid en opgeblazen
Als ik boodschappen deed, rekende ik eerst uit hoeveel tijd ik had tussen twee toiletbezoeken. Zodat ik geen ongelukje zou hebben. Daardoor had ik enorm veel stress van de meest banale dagelijkse dingen.
Vroeger had de vermoeidheid een grote impact op mijn leven. Meer dan alle andere symptomen. Op een bepaald moment heb ik bijvoorbeeld moeten onderhandelen met mijn baas om een tijdje deeltijds te werken. Voltijds werken lukte het me gewoonweg niet meer. Gelukkig ging mijn baas meteen akkoord. Ook omdat hij wist dat, als ik ziek thuis zat, het werk voor hem was.
Maar toch vond ik die vermoeidheid niet eens het ergst. Wat ik heel erg vond, is dat ik er zo opgeblazen uitzag. De blikken die ik toen kreeg van anderen, vol vooroordelen… Vreselijk vond ik dat. Ik heb zelfs een tijdje angstremmers genomen, gewoon om onder de mensen te durven komen.
De dood van papa
Die donkere periode hing samen met heel wat gebeurtenissen in mijn privéleven. In 1998, bijvoorbeeld, stierf mijn papa. Ik had toen ergere dingen aan mijn hoofd dan mijn ziekte, hoe ellendig mijn lichaam er ook aan toe was.
Ik had het zo moeilijk met mezelf en mijn omgeving dat ik al die tijd in een overlevingsmodus verkeerde.
Ik ben wie ik ben
Ik vergat mezelf en leefde alleen maar in functie van anderen. Tot op mijn veertigste. Toen besliste ik dat het genoeg was. “Nu hou ik ermee op met anderen een plezier te doen”, zei ik, op een dag. Dat was geen makkelijke beslissing. Want tot dan had ik nooit tegen iemand “nee” gezegd, uit angst dat ik die persoon zou verliezen. En inderdaad, sommigen bleven weg. Maar mijn echte vrienden zijn gebleven. Vandaag ben ik wie ik ben, te nemen of te laten. Ik trek me niet langer aan wat anderen van me denken. Ik voel me bevrijd en daardoor stukken beter in mijn vel.
Hulp van een psycholoog
Die ommekeer heb ik niet in mijn eentje gerealiseerd. Ik heb mijn leven al die jaren aan mij voorbij zien gaan, en dat wilde ik veranderen. Maar hoe moest ik met al mijn kopzorgen omgaan? Ik wist het niet. Het lukte me niet om mijn leven een andere wending te geven. Daarom ben ik een tijdje naar een psycholoog gegaan. Zo kon ik uitzoeken waarom ik mezelf altijd wegcijferde. Die consultaties hebben me veel geholpen. Als ik nu merk dat iemand zich niet goed voelt, dan verwijs ik die persoon altijd door naar een psycholoog. Dat is helemaal geen schande. Jammer genoeg bestaat er nog altijd een groot taboe bij mensen over geestelijke gezondheidszorg.