Ik kan mijn ziekte goed relativeren
Mijn beste vrienden zijn al van in het begin op de hoogte van mijn ziekte. Maar ik loop er niet mee te koop. Ik praat er niet makkelijk over. Ik wil niet dat mensen medelijden met me hebben of dat ze me anders gaan behandelen.
Begripvolle vrienden
Toen ik in het middelbaar zat, kon ik er moeilijk helemaal niets over zeggen omdat ik toen zo lang afwezig geweest ben. Mijn vrienden die ik leerde kennen aan de universiteit weten niet dat ik Crohn heb. Ik vind dat ook niet nodig, want het heeft geen grote impact op mijn dagelijks leven.
Mijn beste vrienden zijn enorm begripvol. Ze kwamen me ook bezoeken in het ziekenhuis. Er zijn altijd wel mensen die kritiek hebben. Dat zijn dan vooral vage kennissen of klasgenoten die jaloers waren omdat ik mijn examens niet hoefde mee te doen. Dat ik intussen lag af te zien van de pijn was bijzaak, natuurlijk. Maar ik trok mij dat allemaal niet aan. Ik vond zo’n reacties echt belachelijk.
Mama geruststellen
Ik heb mijn ziekte altijd goed kunnen relativeren. Niet alleen tegenover mijn vrienden, maar ook ten opzichte van mijn familie. Mijn broer Joren is twee jaar jonger dan mij. Hij heeft het allemaal niet echt van dichtbij meegemaakt. Maar mijn ouders wel.
In het begin hadden ze het heel moeilijk en maakten ze zich veel zorgen. Dat doen ze nog altijd, bijvoorbeeld als ik op reis ben. Maar dat is wel normaal, veronderstel ik. En uiteindelijk gaat het echt goed met mij. Ik probeer mijn mama dan ook gerust te stellen. Of dat altijd lukt? Dat is een andere vraag.